Efficiënte markthypothese
In de jaren ’60 van de vorige eeuw formuleerde Fama[1] een zeer invloedrijke theorie in de beleggingswereld. Dit was de
efficiënte markt hypothese. Deze hypothese heeft als aanname dat alle
beschikbare informatie verwerkt is in de prijs. Dit betekent dat in
ontwikkelde markten, zoals de Verenigde Staten, er relatief minder winst
te behalen valt voor de actieve belegger. Actief beleggen houdt in dat
er onderzoek gedaan wordt naar verschillende bedrijven en de
Fondsbeheerder door dit onderzoek keuzes maakt met als doel meer
rendement te behalen dan de benchmark. Passief beleggen houdt in dat men
kijkt welke fondsen er in een benchmark (vergelijkingsmarkt) zitten en
dit exact kopieert. Passief beleggen kost minder moeite en tijd en heeft
hierdoor lagere kosten. In ontwikkelde markten, zoals de VS, is
nagenoeg alle informatie voorhanden en voor iedereen beschikbaar, dus
zou dit in de prijs verwerkt zijn. In onontwikkelde en opkomende markten
is er vaak minder informatie beschikbaar en kan juist inhoudelijke
kennis van die markt makkelijker rendement opleveren.
[1] Fama, 1965
Actief versus Passief
Beleggen in passieve fondsen ofwel indexbeleggen levert op lange termijn meer op[1], maar er zijn ook studies die het tegendeel aantonen[2].
Dit debat wordt momenteel nog steeds gevoerd (bijv. Kaissar en
Ritholtz, 2017). Daarnaast zitten er ook in indexbeleggen kosten,
waardoor men met indexbeleggen de benchmark van deze index in ieder
geval niet verslaat. Daarbij is onderzocht dat beleggen in passieve
fondsen, oftewel indexbeleggen, een lager rendement genereert van 0,5
tot 1,5 % in verhouding tot de benchmark[3]. Er is dus geen consensus over welke strategie, actief of passief, voor het meeste rendement zorgt.
Een
belangrijke overweging waarom wij relatief weinig passief beleggen, is
omdat het een eenheidsworst creëert. Men is bijvoorbeeld bij het
indexbeleggen afhankelijk van het moment van herbalanceren. Doordat men
dan afhankelijk is van het fonds dat op één moment per jaar een aantal
aandelen verkoopt en een aantal aandelen koopt, dalen de prijzen op dat
moment van de te verkopen aandelen en stijgen de prijzen van de aan te
kopen aandelen[4]. Van deze kosten hebben actieve fondsen minder last, omdat ze vrij zijn in het moment van aan- en verkopen.
Daarnaast
is met het momenteel populaire index beleggen het risico ontstaan dat
iedereen in dezelfde vijver vist, waardoor er een bubbel op deze indexen
kan ontstaan. Past de index zich aan, dan volgen de indexfondsen
hierop, waardoor de kans op te hoog inkopen en te laag verkopen aanwezig
is. Een andere reden waarom het bubbels in de hand werkt, is omdat het
keuzeproces geautomatiseerd is. Door ESG-criteria en uitsluitingen toe
te voegen, zal er veel belegd worden in de meest duurzame bedrijven in
een specifieke sector. Aangezien vele indexfondsen (ongeveer) dezelfde
methoden hanteren, wordt er dus en masse in deze bedrijven belegd,
waardoor deze bedrijven zwaar overgewaardeerd zijn. Het is aannemelijk
dat er op een later moment een koerscorrectie komt. Passief beleggen
brengt in die zin dus meer risico met zich mee.
[1] Malkiel, 1995[2] Elton et al, 1996[3] Blitz et al., 2009[4] Chen et al., 2006
Geografische spreiding
Een goede geografische
spreiding en spreiding in sectoren verlaagt het risico van de hele
portefeuille flink. Stel, u legt al uw geld in één kopje. Als het kopje
omvalt, bent u al uw geld kwijt. Als u uw geld verspreidt over duizenden
kopjes, is het niet zo erg als er één kopje omvalt. Deze simpele logica
ligt hieraan ten grondslag.
Daarnaast gaat de economische groei niet
overal ter wereld gelijk op. Ondanks dat we globaliseren, is er verschil
in groei te constateren.
Factoren (klein, waarde, momentum)
Een invloedrijke
beleggingsstrategie is het zogeheten factorbeleggen. Er is door
onderzoek een aantal factoren bepaald, waarbinnen aandelen en obligaties
structureel beter renderen dan andere categorieën (hoewel dit ook weer
niet te allen tijde opgaat). Zogeheten waarde aandelen (value) presteren op de lange termijn beter dan groeiaandelen[1] en kleine bedrijven genereren over het algemeen meer rendement dan grote bedrijven[2].
Aandelen met een goede koerstrend (goed momentum) doen het beter dan
aandelen met een minder goede koerstrend (slecht momentum)[3].
Daarom beleggen wij voornamelijk in fondsen die in waarde aandelen en
kleinere bedrijven zitten, waarbij de fondsmanagers het momentum van een
specifiek bedrijf in ogenschouw houden. Voor de fondsen die zich
focussen op kleine bedrijven, zogeheten smallcaps, achten wij sowieso
actief beheer wenselijk.
Voor obligaties zijn er minder factoren,
namelijk looptijd en kredietwaardigheid. Hoe langer de looptijd en
lager de kredietwaardigheid, hoe meer rendement je kan verwachten, maar
ook hoe meer neerwaarts risico. Je kan dit ook verder uitbreiden door de
vorm van de leningen te beoordelen en de gemiddelde looptijd van de
portefeuille en wie de leningen uitgeven en in welke vorm.
[1] Lahonishok et al., 1994[2] o.a. Banz, 1981 & Reinganum, 1981[3] Grinblatt et al., 1995
Timing
Een andere belangrijke ingeving is dat timing in de markt op de lange termijn niet mogelijk is[1].
Het is niet mogelijk om te anticiperen op de markt. Er is vooral sprake
van geluk of pech, welk door de tanden des tijds gedempt wordt. Een
belangrijk voorbeeld zijn incidenten zoals 9/11. Het is niet te
voorspellen dat dit gebeurt, maar heeft, los van de enorme emotionele
impact, ook een grote impact gehad op de beurzen. Daarnaast kunnen
aandeelbeurzen zeer ad hoc reageren, waardoor er korte momenten van
koersdalingen gevolgd worden door een correctie op de daling.
[1] Henrikkson, 1984
Belang adviseur
In
wetenschappelijk onderzoek wordt ook de rol van de adviseur ook benoemd
als het gaat om het behalen van winst op de lange termijn (zie bijlage 1).
De adviseur moet er voor zorgen dat de belegger op momenten dat het
minder gaat met de beurs niet reageert uit emotie en alles wil verkopen,
maar stug op zijn plek blijft zitten. Hoewel de rendementen uit de
afgelopen 40 jaar in ongeveer 2/3e van de gevallen positief zijn
geweest, vinden er binnen een positief jaar ook altijd negatieve
uitschieters plaats (zie bijlage 2). Het is dus zaak om geduld te hebben en vertrouwen te hebben in de adviseur.
Topdown
Daar
komt bij dat er vanuit een topdown-benadering wordt gewerkt, omdat 85 %
van het rendement gerealiseerd wordt door de keuze voor een
beleggingscategorie. Een topdown-benadering houdt in dat eerst wordt
bepaald voor welk percentage in welke beleggingscategorie belegd zal
worden. Vervolgens wordt uitgezocht welk fonds in deze
beleggingscategorie het beste aansluit bij de principes van Hawkin
Wealthplanning, het beste heeft gepresteerd, etc.